De Wet op de dierproeven schrijft voor dat dierproeven alleen mogen worden uitgevoerd als het echt niet anders kan (“nee, tenzij…”). Dat wil zeggen: alleen als er geen andere manier is, zonder proefdieren, om hetzelfde doel te bereiken.
Uitgangspunt is dat dieren welzijn en pijn kunnen ervaren en een intrinsieke waarde hebben. Ook als dierproeven onvermijdelijk zijn, is het verplicht te kijken of de dierproeven met minder dieren of minder aantasting van het dierenwelzijn kunnen. Dit is uitgewerkt in een reeks strenge eisen waar een onderzoeks- of onderwijsproject aan moet voldoen, en een reeks stappen die een onderzoeker of docent met een projectvoorstel voor dierproeven moet doorlopen. In 2022 werd voor 25 onderzoeksprojecten die de stappen doorlopen hadden een vergunning verkregen. Eén project werd afgewezen door de Centrale Commissie Dierproeven.
Als medewerkers twijfels hebben over de omgang met proefdieren in de organisatie, kunnen zij hun zorgen in vertrouwen delen met de Instantie voor Dierenwelzijn Utrecht of, als de zorgen blijven, met de vertrouwenspersoon van het Meldpunt Professioneel Handelen en Dierenwelzijn. De eerste kreeg in 2022 één melding, de tweede geen. In geval van een dergelijke melding van zorgen wordt nagegaan wat de beste oplossing is. Dit is bijvoorbeeld een combinatie van het organiseren van een gesprek en het bijsturen van de omstandigheden. De beide loketten zijn sinds de oprichting meermalen bij de medewerkers onder de aandacht gebracht via de nieuwsbrief en werkbezoeken.
Een wetenschapper heeft een onderzoeks- of onderwijsdoel voor ogen en zoekt een passende methode om dit doel te bereiken.
Het doel is bereikbaar zonder dierproeven? Dan geen dierproeven.
De onderzoeker/docent voorziet dat dierproeven zeer waarschijnlijk noodzakelijk zijn om het doel te bereiken en gaat na of zijn/haar vooropleiding voldoet om deel te nemen aan de Cursus Proefdierkunde.
Geen passende vooropleiding? Geen Cursus Proefdierkunde.
De onderzoeker/docent volgt (als dat nog niet eerder gebeurd is) de Cursus Proefdierkunde en behaalt een voor Nederland geldig certificaat.
Geen in Nederland geldig certificaat van een cursus proefdierkunde? Geen directe betrokkenheid bij dierproeven.
De onderzoeker verzamelt extra kennis om zeker te weten dat het onderzoek niet al gedaan is of zinloos is gebleken.
De docent verzamelt extra kennis om zeker te weten dat het onderwijsdoel wordt bereikt.
Onderzoek al gedaan of zinloos gebleken? Onderwijsdoel niet zo te bereiken? Geen dierproeven.
De onderzoeker gaat grondig na of het doel van het onderzoek (deels) bereikt kan worden zonder dierproeven.
De docent gaat nog eens grondig na of het doel van het onderwijs (deels) bereikt kan worden zonder dierproeven.
Vervanging (deels) mogelijk? Geen dierproeven (voor dat deel).
De onderzoeker/docent ontwerpt een opzet waarmee het beoogde doel bereikt kan worden, gaat na hoe een goed resultaat kan worden bereikt met zo min mogelijk dieren (Vermindering) en een zo licht mogelijk ongerief voor de dieren (Verfijning), en schrijft een projectvoorstel volgens wettelijk vastgestelde criteria.
Geen goede opzet? Onnodig veel dieren ingepland? Onnodig ongerief te verwachten? Projectvoorstel zal stranden of moet worden bijgeschaafd.
De onderzoeker/docent stuurt het projectvoorstel naar de Instantie voor Dierenwelzijn van de eigen instelling, die commentaar en vragen toevoegt, en daarover in gesprek gaat met de onderzoeker (eenmaal of meermalen), die telkens aanpassingen doet tot het projectvoorstel van voldoende kwaliteit is voor een vergunningaanvraag. Zo nodig worden externe deskundigen betrokken. Ook worden de bevoegdheid en bekwaamheid van de onderzoeker/docent (vooropleiding, Cursus Proefdierkunde, ervaring) gecontroleerd.
Kwaliteit projectvoorstel niet in orde? Terug naar de tekentafel of stoppen.
De Instantie voor Dierenwelzijn adviseert de vergunninghouder (eindverantwoordelijke) van de instelling de vergunningaanvraag te ondertekenen en vraagt in diens naam een projectvergunning aan bij de Centrale Commissie Dierproeven, die controleert of de informatie compleet is.
Vergunninghouder van de instelling niet eens met de vergunningaanvraag? Informatie niet compleet? Terug naar de tekentafel of stoppen.
De Centrale Commissie Dierproeven vraagt advies over de ethische afweging aan een Dierexperimentencommissie (DEC), die indien nodig vragen ter verduidelijking stelt aan de onderzoeker/docent.
Maatschappelijk/wetenschappelijk belang weegt volgens DEC niet op tegen belang proefdieren? Negatief advies.
Mede op grond van het advies vormt de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) een oordeel en verleent zij al dan niet een projectvergunning. Indien nodig stelt zij vragen ter verduidelijking aan de onderzoeker/docent.
Maatschappelijk/wetenschappelijk belang weegt volgens CCD niet op tegen belang dieren? Geen vergunning.
De onderzoeker/docent schrijft op basis van de projectvergunning per dierproef een werkprotocol met daarin de precieze werkwijze tijdens de dierproeven.
De Instantie voor Dierenwelzijn controleert de bevoegdheid en bekwaamheid van iedereen die betrokken zal zijn bij de uitvoering van de dierproeven, en gaat per dierproef na of deze past binnen de projectvergunning, en of er nog extra mogelijkheden zijn tot Vermindering (van het aantal dieren) of Verfijning (lichter ongerief).
Afwijkingen? Aanpassing voldoende onderbouwen voor akkoord IvD óf melden bij CCD óf terug naar de CCD om vergunning te vragen voor een wijziging (afhankelijk van ‘zwaarte’ afwijking).
De locatie waar de dierproef bij voorkeur zal worden uitgevoerd gaat na of de dierproef op die locatie praktisch en veilig uitvoerbaar is.
Dierproef hier niet zorgvuldig en veilig uitvoerbaar? Terug naar de tekentafel of zoek andere locatie.
De IvD toetst het akkoord van de proefdierlocatie en keurt het werkprotocol goed. De dierproef begint.
Geen akkoord van proefdierlocatie? Terug naar de tekentafel of zoek andere locatie.
Tijdens de dierproef controleert de Instantie voor Dierenwelzijn het dierenwelzijn, het volgen van het werkprotocol, de bekwaamheid in handelen en de omgang met ongerief en noodzakelijke wijzigingen. Een hiervoor aangewezen dierenarts controleert extra op diergezondheid.
Afwijkingen van werkprotocol? Onverwacht ongerief? Verschillende maatregelen mogelijk (melding bij CCD, toestemming voor wijziging aanvragen bij CCD, dier euthanaseren, dierproef stoppen).
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit controleert steekproefsgewijs.
Niet alle details perfect in orde? IvD, onderzoeker en dierfaciliteit sturen bij.
Als na de dierproef overgebleven dieren geschikt zijn voor adoptie zoekt de IvD adoptieadressen en controleert zij of aan alle voorwaarden voldaan is.
Niet aan alle voorwaarden voldaan? IvD stuurt bij.
Na het afronden van de dierproef schrijft de onderzoeker een welzijnsevaluatie die gecontroleerd wordt door de IvD.
Welzijnsevaluatie niet goed gedaan? Verbeteren.
Welzijnsevaluatie wordt gebruikt als extra informatie bij opzet toekomstige onderzoeks-/onderwijsprojecten.
Bij dierproeven met ernstig ongerief levert de onderzoeker in overleg met de IvD passende informatie aan voor een retrospectieve beoordeling door de CCD.
De verbeterpunten worden gebruikt voor verbetering van toekomstige dierproeven (Vervanging, Vermindering, Verfijning).
De IvD evalueert met de onderzoeker/docent de beheerde proefdieren en de uitgevoerde dierproeven van het afgelopen jaar en bespreekt wat er beter kan.
De verbeterpunten worden gebruikt voor verbetering van toekomstige dierproeven (Vervanging, Vermindering, Verfijning), de registratiecijfers om verantwoording af te leggen naar de overheid en in jaarverslagen.