Over de periode 2001-2022 is het aantal dierproeven dat is uitgevoerd door de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht gedaald van 51.900 naar 20.436. Vooral in de periode 2010-2014 was er een flinke afname van het aantal dierproeven.
De laatste jaren stagneert de daling van het aantal dierproeven. De cijfers van de laatste jaren en daarmee ook de trend in de afgelopen jaren zijn echter ook moeilijker te interpreteren als gevolg van stagnatie en inhaalactiviteiten in onderzoek en onderwijs als gevolg van de corona-epidemie.
Het aantal dierproeven met muizen en ratten is in de periode 2015 – 2022 (de periode waarin de gewijzigde Wet op de dierproeven van kracht is) gedaald van 15.595 naar 13.152. Ook maken ze een geleidelijk minder groot percentage uit van het totaal aantal dierproeven: van 59% in 2015 naar 52% in 2022. Doordat het aantal dierproeven met kleine knaagdieren geleidelijk is afgenomen, hebben fluctuaties in de aantallen dierproeven met andere diersoorten een groter effect op het totaal. In de voorgaande jaren nam bijvoorbeeld het aantal dierproeven met zebravissen toe. In het afgelopen jaar was het gebruik van zebravissen minimaal. In dat jaar zijn echter studies uitgevoerd om vleeskuikens op natuurlijke wijze weerbaarder te maken voor darminfecties. Met als doel om ziekte te voorkomen en herstel te bevorderen, waardoor zonder gebruik van medicijnen zoals antibiotica de negatieve gevolgen van de infectie op diergezondheid en dierwelzijn verminderd kunnen worden. De studies werden onder praktijkomstandigheden uitgevoerd, hetgeen ook grotere aantallen betrokken dieren met zich meebracht. In het algemeen geldt, dat onderzoek met dieren onder praktijkomstandigheden doorgaans meer dieren vereist onder andere in verband met een grotere spreiding in resultaten.