Bij elk onderzoeks- of onderwijsproject wordt zorgvuldig en op wetenschappelijke gronden bepaald welke diersoort de meest passende is.
Bij de meeste dierproeven worden kleine knaagdieren ingezet. Vooral muizen worden veel gebruikt, onder meer omdat veel onderzoek vanouds op muizen is gedaan, er relatief veel kennis is over hoe het muizenlichaam reageert, er veel genetisch gewijzigde varianten van muizen beschikbaar zijn voor specifieke onderzoeksvragen, en er veel hulpmiddelen beschikbaar zijn voor onderzoek met muizen (bijvoorbeeld: antistoffen die in muizen gebruikt kunnen worden).
Ongeveer de helft van de dierproeven (47%) werden gedaan met muizen. Naast muizen werden ook kippen (26%) en ratten (17%) veelvuldig ingezet. Voor onderwijs werden behalve muizen en ratten bijvoorbeeld ook konijnen, honden, katten, paarden, schapen, runderen, kippen en duiven ingezet, onder andere voor onderwijs aan studenten Diergeneeskunde.
Diersoort | UU | UMC Utrecht | Totaal | Percentage |
---|---|---|---|---|
muis | 2.504 | 7.137 | 9.641 | 47,18% |
kip | 5.297 | 5.297 | 25,92% | |
rat | 1.873 | 1.638 | 3.511 | 17,18% |
varken | 633 | 72 | 705 | 3,45% |
rund | 435 | 435 | 2,13% | |
zebravis | 43 | 250 | 293 | 1,43% |
hond | 192 | 17 | 209 | 1,02% |
andere vogels | 105 | 105 | 0,51% | |
paard, ezel en kruisingen | 91 | 91 | 0,45% | |
schaap | 42 | 39 | 81 | 0,40% |
kat | 22 | 22 | 0,11% | |
konijn | 19 | 19 | 0,09% | |
cavia | 15 | 15 | 0,07% | |
fret | 10 | 10 | 0,05% | |
geit | 2 | 2 | 0,01% | |
Totaal | 11.268 | 9.168 | 20.436 | 100,00% |